“Als gewaarzijn aanwezig is … leidt het tot onderzoek van de werking van de mentale toestanden, en tot het besef: deze bevorderen het goede, deze het kwade, deze helpen, deze breken af. Vervolgens verwijdert een ernstig mens de eigenschappen die tot nadeel strekken en hij aanvaardt wat voordeel brengt. Hij verwijdert wat niet dienstig is en aanvaardt wat wel dienstig is.”
Nāgasena
Uit: De vragen van Milinda – een samenspraak tussen een Griekse koning en een boeddhistische monnik, Tonny Kurpershoek-Scherft, Asoka, Rotterdam, 1998; p. 69.