Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes
Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes.
Ik dans als een strandbal rond.
Ik kan oogverblindend zijn.
Wie naar mij kijkt denk mij te zien.
Wie naar mij kijkt die ziet zichzelf.
De eigen monsterlijk vervormde grimas.
Wie van mij wegrent jaagt zichzelf weg.
Ik ben beplakt met kleine spiegeltjes.
De randen snijden in mijn eigen vlees.
Ik ben:
een glinsterende mozaïek
met weke rode voegen en
een hart van sneeuwwit.
Uit: Pritt.stift.lippe, Eva Cox, Uitgeverij Holland, Haarlem, 2004.