Tijd en ruimte zijn één. Je kunt zeggen: ‘ik moet vanmiddag iets doen’, maar eigenlijk is er geen ‘vanmiddag’. We doen de dingen een voor een. Dat is alles. Er is geen tijd als ‘vanmiddag’ of ‘één uur’ of ’twee uur’. Om één uur lunch je. Lunchen is zelf één uur. Je zult je ergens anders bevinden, maar die plek kan niet worden losgemaakt van één uur. Voor iemand die werkelijk ons leven apprecieert, zijn zij hetzelfde. Maar als we ons leven moe worden, kunnen we zeggen: ‘Was ik hier maar niet heengegaan. Ik had voor de lunch beter ergens anders heen kunnen gaan. Hier is het niet zo best.’ In je geest schep je een (andere) notie plaats, losgemaakt van een feitelijke tijd.
Of je kunt zeggen: ‘Dit is slecht, daarom kan ik het beter niet doen.’ Op hetzelfde moment dat je zegt, ‘ik kan het beter niet doen’, doe je eigenlijk ‘niet-doen’. Je hebt dus geen keuze. Als je de notie van tijd en plaats scheidt, denk je dat je een keuze hebt, maar in feite moet je wat doen, of je zult ‘niet-doen’ moeten doen. Iets niet-doen is iets doen. Goed en slecht bestaan alleen maar in je geest. We moeten dus niet zeggen: ‘dit is goed’, of ‘dit is slecht’. In plaats van slecht te zeggen, moet je zeggen: ‘niet doen!’. Als je denkt: ‘dit is slecht’, raak je in de war. In het rijk der pure religie is er namelijk geen onderscheid tussen tijd en plaats, goed en slecht. Alles wat we moeten doen is doen zoals het uitkomt. Doe iets! Wat het ook is, we moeten het doen, ook al is het iets niet-doen. We moeten leven op dit ogenblik. … Dat is Zen-beoefenen. In deze beoefening is er geen sprake van verwarring. Als je op deze manier leeft ken je nooit de geringste verwarring.
Uit: Zen-begin, Shunryu Suzuki, Ankh Hermes, Deventer,1999; p.36-37.
Afbeelding: Where Necessary, Helen Frankenthaler, 1977.