#han de wit

oproep aan onszelf

Gepubliceerdop okt 5, 2018

Wanneer gezegd wordt dat de mens fundamenteel goed is of naar het evenbeeld van God geschapen is, dan is dat niet zo maar een bewering, waar men het al of niet mee eens kan zijn, maar het is een oproep aan onszelf: een oproep die ons uitdaagt om onze verwachtingen over onszelf en anderen en hun effect op ons mensbeeld eens grondig te onderzoeken. Het is dus geen naïeve poging om de hardvochtigheid van mensen te ontkennen, maar het is een instructie om onze eigen hardvochtigheid en onze eigen egocentrische en onrealistische verwachtingen op te sporen en los te laten. De mogelijkheid bestaat dan dat onze zelf beleving ons iets heel fundamenteels over onszelf en daarmee over de menselijke natuur begint te tonen: een ander perspectief op de mens, een perspectief dat de contemplatieve tradities tot bloei trachten te brengen.

In dat perspectief beleven we noch onszelf noch de medemens uitsluitend als object, object van onze verwachtingen en behoeften, maar als subject, een wezen waarin we, naast alle kortzichtigheid en hardheid, menselijkheid kunnen onderkennen.  We beleven de ander dan zoveel mogelijk als eerste persoon, dat wil zeggen, zoals we onszelf beleven. Voor zover we de ander als subject kunnen beleven begint de scheiding tussen subject en object haar scherpte te verliezen. We zijn in staat ons in de ander in te leven. Een gevoel van verwantschap, van fundamentele verbondenheid begint de beleving van ons mensbeeld te kleuren. In de mate waarin we daartoe in staat zijn, zijn we in staat de naaste lief te hebben zoals onszelf. Concreet komt dit neer op een diepgaande verandering van onze levenshouding en ons mensbeeld. Volgens de boeddhistische traditie kan deze wijze van beleven zelfds uitgroeien tot het vermogen (siddhi) van telepatie.

In het contemplatieve leven blijft ons zelfonderzoek naar onze eigen menselijkheid dus niet staan bij onszelf: het leidt tot het vermogen en de bereidheid om ook de menselijkheid in de medemens te onderkennen. Dit is geen theoretische zaak, geen kwestie van goede voornemens om onszelf of anderen eens op een andere manier te bekijken. Er is meer voor nodig dan dat. Nodig is de beoefening van spirituele disciplines, die ons weer in contact brengen met onze eigen menselijkheid – waarin we soms zelfs nauwelijks meer in geloven.  Vervolgens ook disciplines die ons de ogen openen voor de menselijkheid van anderen en die ons leren de ander te zien en te benaderen als onszelf: als een wezen, dat net als wij fundamenteel zachtmoedig en gevoelig is,al wordt dat wezen dan ook – wederom net als wijzelf – beheerst door blindheid, egocentrisme, agressie, levensangst en teleurstelling over de mensen, over zichzelf en mogelijk over het leven in het algemeen. Vrijwel alle contemplatieve tradities reiken dergelijke discplines aan.

Han F. de Wit

(meer…)