1. Dit [universum] bestaat als een drietal: naam, vorm en handeling. Naam heeft als oorsprong spraak, want alle namen ontspringen uit spraak. Dat is wat zij gemeenschappelijk hebben, want zij wordt door alle namen gedeeld. Zij is hun Brahman [Zelf], want zij draagt alle namen.
2. Vorm heeft het oog als oorsprong, want alle vormen ontspringen uit het oog. …
3. Handeling heeft het lichaam als oorsprong, want alle handelingen ontspringen uit het lichaam. …
Deze drie zijn samen één – het Zelf. En het Zelf, hoewel één, is deze drie. Dit is het onsterfelijke, dat wordt verhuld door het bestaande. De levensadem is het onsterfelijke, en naam en vorm zijn het bestaande. Deze twee houden de levensadem verborgen.
Uit: De Upanishads, vertaald door Wim van der Laar, Nachtwind, 2015, p31.
Afbeelding: Hidden chambers, Joyce Kozloff, 1976.