Elke verschijningsvorm op aarde is een gelijkenis, en elke gelijkenis is een open deur waardoor de ziel, indien zij bereid is, toegang kan verkrijgen tot ’s werelds innerlijk waar jij en ik, dag en nacht allemaal eender zijn. Ieder mens vindt in zijn leven deze open deur wel eens op zijn weg, iedereen wordt op een gegeven moment bevlogen door de gedachte dat al het zichtbare een gelijkenis is, en dat achter deze gelijkenis de geest en het eeuwig leven schuilgaan. Doch slechts weinigen gaan door de deur naar binnen om de schone schijn op te geven voor de vagelijk bevroede werkelijkheid van het innerlijk.
Hermann Hesse
Uit: Hermann Hesse – Iris, Sprookjes, vertaald door Pé Hawinkels, Bert Bakker, Amsterdam, 1979. p.145-146.